82
„Doet hij dat dan wel vaker?”
„Anders nooit, maar zoo iets zul je altijd zien,”
Er werd gebeld, nogal hard.
„Hoera, daar is-ie!” juichte Greet en vloog naar de deur.
Het dienstmeisje van boven.
„Juffrouw, deze brief was bij ons in de bus gestopt. Astublieft.”
Greet gooide ontmoedigd de deur achter zich dicht. En de brief was bovendien nog wel een reclame-drukwerk!
Weer een bel.
„Als ’t nou wéér een vrouwspersoon is!” mompelde Greet onheilspellend.
Maar het was dit keer een heuzig manspersoon.
„Ha!” begroette ze hem uitbundig, „bent u de melkboer?”
„Nee,” zei de manspersoon kortaf, „ik ben de dokter.”
En vóór de verbijsterde Greet langs, die maar niet begreep, dat er nog andere manspersonen bestonden dan melkboeren, liep hij naar binnen...
Dokter beluisterde en beklopte het gloeiende lijfje en knikte toen opgewekt in Wies’ richting.
„Niets van belang, hoor,” zei hij. „Die snaken hebben zoo gauw hooge koorts. Wie weet of het vandaag niet nog afzakt.”
„Ja?” fluisterde Wies, en de plotselinge verlichting bracht een paar tranen in haar oogen.