70
met de luiers uitspookte op het plaatsje achter de keuken. Toen ze genoeg gekeken had, zei ze: „Gezellig werk lijkt me dat! Zal ik verder gaan?”
Wies trok direct de handen uit het sop.
„Nou!” zei ze glunder. „Dan ga ik met de kamer verder.”
En toen stond Greet alleen op het plaatsje, stevig geplant achter de waschtobbe en ze geloofde, dat ze nog nooit zoo’n heerlijke vacantie had gehad als deze beloofde te worden...
* *
*
Toen Bernard thuis kwam, keek Greet hem critisch aan: had hij wangen? Keek hij scheel? — Hij had géén wangen en hij keek scheel. Arme zwager, — maar nu zou het anders worden, nu zij in zijn plaats waakte over Eetje en Teetje!
Eetje, uit zijn ochtend-slaapje wakker geworden, deed wat druilerig. Zijn roode wangetjes brandden een beetje en hij keek maar lusteloos zijn menschen aan.
„Hè, Eétje,” verweet Wies, „anders ben je één brok leven, en juist nu tante Greet hier is...”
„Tante Griet,” verbeterde Greet streng. Onzin, je kon er nooit vroeg genoeg bij zijn om het prestige te handhaven.
Maar Eetje bleef een beetje klagen en zijn oog-leedjes hingen zwaar en slaperig over zijn donkere oogen.
Teetje daarentegen kwam bloeiend en uitgeslapen te voorschijn. Hij was wat tengerder dan Eetje, maar vandaag had hij bepaald zijn beau jour. Uit