65
ren in huis, en om mogen springen met twee zulke kereltjes!”
„Zóó erg vind ik het ook niet,” zei Greet een beetje gegeneerd, „’t Is meer bij wijze van spreken.”
„Ik wou ook wel,” mijmerde Marthi. „We zouden ’t samen wat gezellig hebben.”
„Zou je maar niet meteen de heele klas uit-noodigen om Wies te helpen?” sneerde Paul, die zich bij uitzondering mengde in een zoo totaal onwetenschappelijk gesprek. „Dan kunnen jullie ook samen Vrijdagmiddag naar den uitslag reizen.”
„’k Zal het Wies voorstellen,” zei Greet voornaam. „Er valt over te denken.”
Toen nam ze afscheid van al Marthi’s bloedverwanten en liet zich door Marthi naar de deur brengen.
„Jammer, hè, van onze vacantie,” zai ze, vol mededoogen met zichzelf.
„Och,” zei Marthi, „wij hier thuis zullen ons wel met mekaar vermaken.”
„Maar ik!”
„Nou, zeg!” — Marthi zwaaide verachtelijk met haar elleboog, — „in je hart vind je het een geweldig avontuur. Zeg eerlijk!”
Greet stond al in de open deur. Ze keek naar buiten en niet naar Marthi, die zoo gemeen-eerlijk was altijd, en zoo zonder een greintje medelijden, als er niets mede te lijden viel.
„In mijn hart..peinsde Greet, en voegde er somber aan toe: „voorzoover het niet versteend is, — in mijn hart... zeg, er zullen wel niet veel in onze klas zijn met een getrouwde zuster en tweelingen, hè?”
Tante Griet. 5