38
schattig,” maar dat was de eerste week ook al zoo geweest en toen was er nog niets van aan, dus veel vertrouwen had je er dan ook al niet meer in. En nu deze verrassing!
Eetje lag met groote oogen naar de kap van zijn wieg te kijken. Hij was nu aan de beurt voor de weidsche wieg, maar de schamele wieg was in-tusschen ook al veel gezelliger, niet meer maar zoo in de gauwigheid even in elkaar geflanst.
Hij leek tevreden. Niet slapen en niet eten en toch tevreden. Zijn donkerblauwe oogen glansden.
„Schat,” zei Greet en toen richtten zijn oogen zich op haar. Ze voelde zich diep vereerd.
„Net sterretjes,” dacht ze. „Blauwe sterretjes.”
In de schamele wieg lag Teetje te slapen, — zoo volmaakt rustig en ontspannen te slapen, dat Greet niet wist, wat ze mooier vond: Eetjes sterre-oogen of Teetjes zuivere rust.
„Heerlijk!” zuchtte ze, toen ze de kamer uit ging.
„Hoe zijn ze?” vroeg Wies in de keuken.
„Zóó mooi!” straalde Greet. „Wat zijn ze veranderd !”
„Vond je ze dan den eersten keer niet mooi?”
„Och,” zei Greet voorzichtig, „ik kan het je nu wel eerlijk zeggen: nee.”
„En je zei van wel!” kwam Wies gekwetst.
„Ik durfde niet anders. Als tante Griet zijnde.”
„Ja, waarom zeg en schrijf je toch altijd tante Griet? Toen bij de schattige bloemetjes had je zóó’n dikke i door de eerste e van Greet heen gekrast.”
„O, ik vind Greet niet zoo’n indruk maken. Voor het prestige, zie je. Als je tante bent, moet je dik