42
En toen kwam het jon-ge-tje in de keuken.
En toen heeft hij al-les net-jes op-ge-ge-ten.
Toen was hij weer zoet.”
Daan zegt niets.
Hij kijkt rond, waar het bord-je staat. Dan eet hij stil de korst-jes op.
„O,” zegt Frits.
„Dat is net zoo'n ver-haal als van de tij-ger.
Want die was ook eerst stout.
En la-ter is hij zoet ge-wor-den!”
9. Dok-ter
Jaap speel-de dat hij dok-ter was. Al-le men-schen in huis moes-ten ziek zijn.