20
Ze zijn e-ven knap.
Als Hans wat weet, dan weet Frans het ook.
En als Frans iets moei-lijk vindt, dan vindt Hans het ook moei-lijk.
Juf op school moet wel eens om ze la-chen.
Want ze doen al-les een-der.
Voor een poos-je moest Juf toch zoo om ze la-chen.
Ze wa-ren aan het schrij-ven.
Met inkt.
Knap, hè?
In de eer-ste klas al met inkt!
Als je met inkt schrijft, moet je erg op-pas-sen.
Je mag niet te diep in-doo-pen.
Want dan maak je een vlek.
Je mag je pen niet scheef hou-den. Want dan spat je met inkt.