16
„Kijk eens om, Joop!
Kijk eens om!”
Ja, en dan moest hij wel om-kij-ken! En dan zag hij weer die stou-te dik-ke ap-pel.
Op-eens kwam er ie-mand o-ver de muur kij-ken.
Dat was buur-man.
Die lach-te.
„Dag Joop,” zei hij.
„Waar keek je zoo naar?”
Joop kreeg een kleur.
Hij vond het zoo gek om te zeg-gen. „Mag ik raden?” vroeg buur-man. Joop knik-te.
„Keek je naar de blau-we lucht?” „Nee,” zei Joop.
„Keek je naar de zon?”
„Nee,” zei Joop.
„Want de zon doet pijn aan je oo-gen.”