12
Al de mus-schen langs de goot, Al de dier-tjes in de sloot Zeg-gen te-gen Klaas-je:
„Dag baas-je!”
Klaas-je lacht en knikt eens wat, Groet eens te-gen dit en dat, Steekt de han-den in den zak Van zijn ech-te jon-gens-pak, Kijkt om-hoog en kijkt om-laag, Kijkt naar al-les e-ven graag! Met een knik-je en een lach Roept hij: „dag!”
4, Van een dik-ke ap-pel.
Joop stond in den tuin. Daar was heel veel te zien. Bloe-men en vlin-ders.
En gras en steen-tjes-