SEIDERAVOND.
Allang van te voren verlang je er naar:
De mooiste, de heerlijkste avond van ’t jaar; Als Vader aan ’t eind van de tafel zit,
En alles zoo mooi is, en blinkend, en wit.
Daar staan ze: de matzes, het beentje, de wijn, De blaadjes, ’t moet alles op tafel zijn!
Ik vind het zoo knap, dat Moe alles nog weet, En dat ze op tafel geen ietsje vergeet.
We zitten zoo stil en zoo blij bij elkaar,
En Vader leest voor, en wij luist’ren er naar. En kijk: al begrijp je niet alles zoo goed,
Toch weetje wel, wat het beteekenen moet,
En dan, als het uit is, verlang je alweer Naar ’t andere jaar, naar den volgenden keer. Als Vader aan ’t eind van de tafel weer zit,
En alles weer mooi is, en blinkend en wit...
23