CHANNOEKO-LICHTJES
Ze zijn toch zoo aardig, die Channoeko-lichtjes; Ze kijken ons aan, net als kleine gezichtjes,
Zoo vroolijk en blij.
Zoo mooi, dat we telkens er naar moeten kijken, Zoo licht, dat ze haast wel op zonnetjes lijken,
Die vlammetjes-rij.
Ze luisteren toe, hoe we allemaal zingen
Van ’t Channoeko-feest en van heel mooie dingen,
En knikken er bij,
Maar is het zoo laat, dat w’in bed zijn gekropen, Dan houden ze ook niet hun oogjes meer open, Dan slapen ook zij.