Mijn hele leven heb ik over je gepreekt en tot je voorgebeden. Toen was het altijd ‘Gij’. Och, je vindt zeker wel goed dat ik nu ‘je’ tegen je zeg.
Dit wilde ik je vragen: Waarom staat er in je Boek zo weinig over oud-worden? Het zou heel wat gemakkelijker geweest zijn als we tevoren geweten hadden wat er aan vast zit, lichamelijk en geestelijk. Alleen die ouwe Prediker wist er in zijn laatste hoofdstuk over mee te praten. Daarom lees ik dat nu zo vaak over. Laat me maar; ik heb mijn hele leven genoeg in de rest van je Boek gebladerd - nu ben ik er aan toe om te lezen hoe het met me staat.
Die ouwe Prediker was zeker emeritus toen hij dat schreef?
27