hoe ze daar ineens aan kwamen en ze zeggen je, dat je die tante eigenlijk altijd al gehad hebt, maar je wist het alleen niet. En dan komt ze en dan blijft ze ineens bij je in huis wonen, en is dik en aardig en bakt appeltaarten en maakt, dat Rozijntje met de handen over elkaar kan zitten kletsen en dat ze tijd heeft om eens voor te lezen en om veel van die prachtige Joodse geschiedenis te vertellen, waar de laatste tijd ook al niets van gekomen was.
En stel je dan voor, dat die tante bovendien nog een schoot heeft, waar je op 6-jarige leeftijd nog gerust op kunt gaan zitten.
Ja, ja, dat waren allemaal wonderlijke dingen.
Met vader was er ook zo wat raars.
Eerst al, toen tante kwam.
Tante was door Rozijntje afgehaald en ze kwamen samen aangestapt met die dikke koffer tussen hen in, waar later nog lekkers en een cadeautje ook uitgekomen waren.
En toen had vader op de uitkijk gestaan met Jupies hand in zijn hand. En toen ze Rozijntje met tante zagen aankomen, toen had Jupie haast wel kunnen schreeuwen van de pijn in zijn hand.
Vader deed het niet expres, dat knijpen, dat merkte Jupie wel en daarom hield hij het schreeuwen ook in.
En toen stonden ze tegenover elkaar, vader heel mager en tante heel dik, en toch had Rozijntje gezegd, dat vader en tante een broertje en zusje waren.
En toen had vaders stem heel schor geklonken, toen hij zei: ‘Dag, Saar.’
En tantes stem heel hoog en zachtjes, zodat hij dacht, dat haar stem altijd zo was. Maar dat was niet zo.
En ze had haar neus gesnoten en gezegd: ‘Dag, Jozef.
Wat klonk dat gek! Wie zei er nou ‘Jozef tegen een vader? Net of hij daar opeens een klein kind geworden was!
En toen Jupie opkeek naar vader, begreep hij waarom tante
8