Juffrouw De Jong knikte maar en veegde haar ogen af.
‘En dat wolletje, dat ik goed schoon wou wassen en dat ik daarom maar te koken heb gezet?’
Juffrouw De Jong knikte.
‘Maar je deed je best,’ zei ze hees.
‘Ja,’ zuchtte Rozijntje. ‘Maar het was wel erg moeilijk. Ik heb dikwijls gehuild, hoor!’
Het was zo nieuw en verrassend voor juffrouw De Jong, dat open en vertrouwelijk vertellen van Roza. Ze leken twee volwassen mensen, die herinneringen ophaalden uit hun jeugd.
Dat was het! Dit meisje kwam hier niet meer als een kind tegenover een juffrouw, die alles beter wist, maar ze was geen kind meer en daardoor kwam dit vertrouwen opeens.
‘Vond je het altijd vervelend om hier te komen?’ durfde juffrouw De Jong met een klein stemmetje.
Rozijntje keek haar vlak in het gezicht, dat smalle gezicht met het toegeknepen mondje en de kleine oogjes. Dat gezicht, waar ze nooit graag naar gekeken had en waar ze nooit ook maar het minste verlangen naar had gehad.
‘Ja,’ zuchtte Rozijntje toen. Ze kon nu niet anders, ze mocht nu immers niet oneerlijk zijn, nu ze als een volwassene zat tegenover dit vrouwtje, dat het haar zo angstig vroeg.
Juffrouw De Jong knikte verdrietig.
Dat wist ze wel, zei ze stil.
En ineens zag Rozijntje hoe arm ze was en hoe ze daar eigenlijk zat te bedelen om iets liefs van haar, om een beetje prettige herinnering, om een beetje echte, warme dankbaarheid, omdat ze toch gegeven had wat ze kon. Ze had immers niet meer dan wat ze Rozijntje in die vroegere jaren gegeven had.
En voor ze recht wist wat ze deed, liep ze om de tafel heen en legde haar frisse, rode regen wang tegen het smalle, dorre gezicht van dat kleine vrouwtje.
58