ben?’
Meester legde zijn pijp neer en keek haar onder zijn wenkbrauwen door aan.
‘Hoe dat zo?’ vroeg hij.
‘Dat ik zo weinig te doen heb. Een beetje voor U werken en een beetje tante helpen en als ik het niet zou doen, was het net zo goed. Vindt U dat wel goed?’
Meester stopte zijn pijp weer in zijn mond en lachte stil voor zich heen.
‘Ik had al veel eerder gedacht, datje me dat vragen zou. Daarom heb ik je zo hard laten werken. Dat je klaar zou zijn, als het zo ver kwam.’
‘Dus U vindt het niet goed, zoals het nu is?’ vroeg Rozijntje gespannen.
‘Nee, waarachtig niet!’
‘Waarom hebt U me dat niet eerder gezegd?’
‘Dacht je nou, dat ik jou dat zeggen moest? Daar moest je toch zelf mee voor de dag komen. Eerder was het niet nodig.’
Rozijntje zweeg en dacht na. En terwijl ze nadacht, steeg een bloedrode kleur tot over haar voorhoofd, tot achter haar oren. Meester had gewacht tot ze zelf vond, dat ze meer moest doen en nu schaamde ze zich, dat het zo lang geduurd had.
Meester zag het wel en klopte haar op de schouder.
‘Je hebt hard genoeg gewerkt vroeger, hoor! Je mocht je schade nu wel een beetje inhalen.’
Rozijntje glimlachte pijnlijk. En toen de kleur wegzakte uit haar wangen, sprongen er een paar tranen in haar ogen. Waarom, wist ze niet goed. Of het was om de tijd van het zware, harde werken vroeger; of het was om de nutteloze tijd, die nu achter haar lag... nee, ze wist het opeens en ze keek meester vol en dankbaar aan, toen ze het wist: het was om de steunende liefde van meester, die haar gevolgd had en gadegeslagen had al die jaren, zonder dat zij
42