nooit trouwen, want als je getrouwd was, dan moest je koken, en als je kookte, dan kon ze toch niet meer op school zijn, dus dan was ze toch niet meer juffrouw van school.
Hij ging de rijen eens langs van de meisjes in zijn klas.
Vooraan zat Teuntje. Dat was wel een aardig meisje, maar ze huilde altijd voordat juffrouw haar een standje had gegeven. Met zo iemand trouwde je niet.
Wie had je dan nog?
Marietje met de twee kattestaartjes met de rode strikjes eraan. Haar wangetjes waren in de kleur van haar strikjes. Als ze lachte, lachte je mee. Maar, och nee, ze kreeg ieder ogenblik straf op school, omdat ze aldoor zat te praten en te lachen. Met zo iemand trouwde je niet.
De hele klas ging hij langs. Er waren meer jongens dan meisjes in de klas. Dat was maar gelukkig, want anders zou Jupie ingeslapen zijn voor hij tot een goed einde gekomen was. Hij vond er niemand. Een ogenblik dacht hij nog over Catootje, die bijna een hoofd groter was dan hij en die een jurk droeg, waar van onder tot boven bloemetjes op getekend waren. Maar bedacht hij nog net op tijd, dat zo’n groot meisje met zoveel bloemetjes op haar jurk nooit met hem zou willen trouwen.
Maar wie dan? Wie dan? Maar natuurlijk! Hij had de hele Wientje vergeten. Omdat ze nou een klas lager zat dan hij en bijna een hoofd kleiner was, moest hij haar daarom helemaal vergeten?
Dus Wientje?
Dus Wientje? Daar opeens schoot hem te binnen, dat het helemaal niet kon. Wientje niet en alle kinderen van zijn klas niet en juffrouw van school niet. Want hoe zou Wientje ooit Joods eten voor hem kunnen koken? En trouwen met een vrouw die niet Joods kon lezen, terwijl hijzelf het al net zo vlot deed, alsof het gewoon Hollands was, dat ging toch niet. Het zou niet eens mogen. Hij zou aldoor moeten komen eten bij tante Saar in de keuken, en
36