‘U kent er niets meer van,’ stelde Jupie verontwaardigd vast. ‘Nee, Jupie,’ zei tante.
‘En U zei, dat U het kende!’
‘Dat is al zo lang geleden. Ik ben het vergeten.’
Ze voelde zich werkelijk opgelucht, dat het hoge woord er uit was. En ze wachtte gelaten af wat Jupie van zoveel domheid wel zeggen zou. Maar dat viel gelukkig mee. Hij knikte tante eens bemoedigend toe en beloofde:
‘Nou, dat hindert niets. Dan zal ik het U wel leren.’
‘Alsjeblieft,’ zei tante dankbaar.
En zo kwam het, dat tante Saar, toen Rozijntje met dikke wangen en stralende ogen weer thuis kwam, een heel stuk geleerder was dan toen Rozijntje vertrok. Ze wist er alles van hoe die jongens van Noach heetten en die jongens van Adam en Eva, en zelfs wist ze waar die drie engelen naar toe waren gegaan, toen ze van Abram vandaan kwamen.
19