Zij van huis en toch ging alles goed. En toch hoefde ze zich nergens zorgen over te maken.
Dit was nu al de derde dag, dat ze zo mocht uitslapen. Dat ze wakker werd en alleen maar even uit bed hoefde om zich te wassen, en er dan met een zucht van zaligheid weer in mocht kruipen om haar ontbijt te gebruiken.
Wat hinderde het, dat het kopje thee elke morgen steenkoud was geworden? Beleefde je zo iets ooit? En dik gesmeerde beschuiten én een ei, dat nog niet eens helemaal koud was én een heerlijk bed, waar je in mocht blijven liggen, zó dat je gewoonweg je rug voelde uitrusten.
Ze overzag met liefdevolle blikken het blad voor haar bed en ontdekte plotseling de brief met het nauwelijks leesbare hanepoot-je erop.
Van Jupie! Ze ritste de brief met haar vingers open en las.
Van Jupie en van Jupie alleen! Nu zag ze, dat hij ook bepaald de brief zelf gepost had, want er was een strafportzegel op. Die schat!
Onder het lezen moest ze telkens hardop lachen. Hij wou haar voor geen geld beledigen, dat ze niet zo goed kon bakken als tante Saar. Och hemeltje, voor haar part mocht hij haar zo diep beledigen als hij maar wou. Want ze had op dat punt helemaal geen eerzucht meer. Stel je eens voor! ‘...en kom maar gou wir tuis want an-ders ben je daar zo a-leen.’ Ze was helemaal niet alleen en ze had ook helemaal geen behoefte om ‘gou wir tuis’ te komen.
Eerst uitrusten tot ze helemaal genoeg geslapen had. Eerst verwend worden tot ze helemaal weer in staat zou zijn om anderen te verwennen.
En dat dat allemaal maar kon! En mocht!
Rozijntje vroeg zich af of je wel eens te veel geluk opeens kon krijgen. Want nu leek het er haast wel op.
Straks zou ze Jupie dadelijk terugschrijven. Wat? Dat ze nog niet in de tram gezeten had, want dat ze daar te lui voor was. Dat ze erg
12