met besliste bewegingen haar werk deed.
‘Mag ’k de juffrouw even spreken?’ vroeg hij ineens.
’t Meisje schrok op en keek hem verbaasd aan.
‘Mag ’k de juffrouw even spreken?’ vroeg hij weer, toen ze bleef zwijgen.
Ineens kwam een vrolijke lach in haar ogen, en met een jolige meisjesstem zei ze:
‘De juffrouw? Dat ben ik zelf!’
Nu lachte de man ook.
‘Je houdt me voor de mal, meisje!’
‘Nee’, zei ze, nu ernstig, ‘ik ben echt de juffrouw. Ik... e... doe de huishouding... omdat Moeder verleden jaar...’
‘O’, zei de oude man, om te maken dat ze het niet verder hoefde vertellen.
‘Wou u me spreken?’ vroeg ze, dankbaar voor dat ‘o’.
‘Ja, ik heb wat te koop. Had je ook iets nodig?’
‘’s Kijken. Ja, misschien wel. Hebt u even tijd tot ik de was opgehangen heb? Ik ben bijna klaar. Dan kunnen we in de keuken gaan.’
‘Goed.’
De oude man zette z’n vrachtje neer en ging op een houten bankje zitten, dat daar op de deel stond. Hè, dat deed goed, zo even zitten, en dan naar dat flinke kleine ding kijken, dat zo dapper aan ’t werk was.
‘’k Heb de mezoezo aan de voordeur gezien’, zei hij.
’t Meisje keek verrast om.
‘Bent u ook een Jood?’
Hij knikte.
‘Ik ben gauw klaar, hoor’, zei ze, ‘dan gaan we naar de keuken.’ Even later ging ze hem vóór over het uitgesleten drempeltje naar de keuken.
’t Zag er gezellig uit daarbinnen, ’t Leek meer op een eetkamer
9