Maar waarom kon het dan niet? Bij juffrouw de Jong eten, voor die paar dagen?
‘Neen. Ik eet niet graag bij een ander. Ik wil liever in m’n eigen boeltje blijven.’
Toen gebeurde er iets.
Lea stond met een ruk op, heel wit, en met de handen op de rug ging ze vlak vóór hem staan.
‘En omdat u liever in uw eigen boeltje blijft’, zei ze langzaam, maar haar stem trilde ‘en omdat u alleen maar denkt aan wat u liever wilt, en nooit denkt aan wat Rozijntje liever zou willen, daarom mag Rozijntje niet die éne keer in haar leven...’
Ze brak middenin af. Ze begreep ineens niet meer hoe ze gedurfd had, gedurfd had zó te spreken tegen een volwassen man, die meer dan twee maal zo oud was als zij.
Ze liet haar vuisten, die ze achter haar rug gebald had, zakken en ging naar haar stoel terug.
“t Spijt me’, zei ze zachtjes.
Ze keek de andere kant uit, durfde hem niet goed aan kijken. Nu moest ze eigenlijk de kamer uit gaan, het gesprek was immers afgelopen.
Toen ze weer naar hem keek, zag ze, dat hij voorover zat, de ellebogen op z’n knieën, het hoofd in de handen.
‘’t Spijt me’, zei ze nog eens.
Hij liet de handen zakken en keek haar moeilijk aan.
‘U hebt gelijk’, zei hij.
‘Ik heb daar nooit aan gedacht. Neemt u Roza maar mee.’
‘O!’
Verrassing, blijdschap en vooral medelijden met die oudere man, die zich had laten leiden door een standje eigenlijk van haar, jong nest dat ze was, - alles was in haar uitroep te horen.
‘O, dank u, dank u wel!’
Hij glimlachte even, onhandig, en heel pijnlijk nog.
76