‘O.’
‘En een broertje die al barmitswo is, en nog een groot zusje.’
‘Wat hebben jullie een boel!’
De juffrouw uit de stad, die tante Lea genoemd wou worden, moest ineens hardop lachen.
Jupie kreeg een kop als vuur. Als ze hier in huis kwam wonen om hem uit te lachen...
Hij keerde zich met een ruk om, want hij had nog aldoor met de rug naar haar toegestaan.
‘Wat is daar aan te lachen ?’
‘Niks’, zei ze bedremmeld, ‘ik lachte om heel wat anders.’
’t Gesprek was afgelopen. Wat zou hier nog te zeggen zijn? Dat ze om heel wat anders lachte, dat jokte ze, gewoonweg.
Rozijntje riep ze aan tafel. Jupie zat tegenover de juffrouw uit de stad, die tante Lea genoemd wou worden.
Wat was Rozijntje lief tegen d’r. Vroeger was het heel wat anders, toen zij er nog niet was, Toen was Rozijntje alleen maar lief tegen hèm, - vader was te stil om hardop lief tegen te durven zijn, -ja, vroeger was alles alleen voor hèm geweest.
En nu praatte Rozijntje met ’r, dat je er haast geen speld tussen kon krijgen. Trouwens, hij zou wel oppassen, dat hij niet meepraatte. Ze mocht ’m eens weer uitlachen!
Hij at stil door. Gelukkig dat z’n eetlust er niet onder leed.
Vroeger was alles beter. Vroeger, - dat was gisteren, - toen was Rozijntje van hèm. Nu was Rozijntje van die-daar, en voor hem schoot er niets over.
‘Juup, wat ben je stil!’ kwam Rozijntje.
‘Hm.’
Verder kreeg ze er niets uit.
Toen Jupie naar bed ging, bracht Rozijntje hem, net als anders.
Jupie was en bleef stil, maar Rozijntje merkte het niet. Haar gedachten waren werkelijk te vol van al het nieuwe, dat nu voor
71