Ella was bij haar moeder in de huishouding. Dat wil zeggen: haar moeder deed de huishouding, en Ella was er bij. Daardoor bleven haar handjes heel wat mooier dan die van Rozijntje, rose handjes, met glimmende nagels, - och, en Rozijntjes handen waren rood, en ’s winters soms heel ruw.
Ella kon zo leuk lachen. Heel hardop, net of ze uit de stad kwam, met een gilletje er achter aan. Dan keek ze even om, of de andere mensen het wel gehoord hadden, hoe ze lachte.
Rozijntje kon al die dingen niet. Lachen kon ze wel, maar heel stilletjes. Het leek haar toch wel echt staan, om met zo’n gilletje te kunnen lachen.
Eerlijk gezegd zag Rozijntje elke Sjabbos tegen de wandeling op. Ze voelde zich zo klein worden, als ze naast Ella liep, en haar jurk leek zo lang, en altijd die lange mouwen, en haar haar zo vlak achterover, zonder mooie golf op haar voorhoofd. En dan, - wat dom was ze eigenlijk, dat ze zo’n moeite had om iets te bedenken, waar ze met Ella over kon spreken...
Deze Sjabbos kwam Ella haar bepaald opgewekt tegemoet, met haar grote-mensen-dribbel-pasjes op haar hoge hakjes.
‘O!’ riep Rozijntje dadelijk, in oprechte bewondering, ‘wat enig ziejeeruit!’
Ze vond er haast geen woorden voor. Een zomermantel droeg ze! Stel je voor! Je draagt een mantel of je draagt er geen, als het te warm is. Maar een aparte mantel voor de zomer! Eén die niet warm en niet koud is, die je alleen maar draagt voor ’t mooi.
‘Vind je ?m leuk?’ vroeg Ella vriendelijk. ‘Mijn hoedje ook?’
‘Reusachtig’, zuchtte Rozijntje en ze voelde haar strohoed, die alleen op Sjabbos voor de dag kwam, zwaar op haar hoofd drukken.
Ze liepen gearmd voort, Rozijntje één stap tegen Ella twee. Met platte hakken neem je veel grotere stappen.
‘’k Heb ook een nieuwe jurk erbij, zeg’, vertelde Ella.
34