rustig eten.
De smakelijke aardappelen deden hun werk wel: bij ’t tweede bord was de rimpel al wat minder diep tussen vaders ogen, en toen ze aan ’t vlees-eten waren en Rozijntje mooie rode bietschijfjes op vaders bord schepte, toen begon vader al een praatje met Jupie: of hij met Wientje gespeeld had.
Gespeeld? Nou ja, wat je dan spelen noemt. Was Joodse letters leren soms spelen?
En toen was de rimpel tussen Vaders ogen helemaal weg...
Jupie hielp Rozijntje bij ’t vaat wassen, ’t Was wel geen mannenwerk, maar je kon haar toch niet alleen ermee laten zitten. De lepels en vorken en messen afdrogen, dat was nog zo moeilijk niet, als je maar wist hoe je zo’n mes moest houden om de droogdoek en je vingers niet door te snijden. En dan dat spul opbergen in de messenbak, - nogal wat an!
Onder ’t wassen door vertelde Rozijntje een prachtig verhaal, dat ze pas begonnen was. ’t Was echt waar gebeurd.
Het was het verhaal, hoe de wereld vroeger begonnen was, toen er eerst nog geen wereld was geweest.
Rozijntje had de eerste keer héél wat vragen van Jupie te beantwoorden gehad.
’t Was ook maar geen kleinigheid. Dat er al een wereld bestaan had, vóór dat Jupie zelf bestond, dat was tot daar aan toe. Hoewel het heel moeilijk te bedenken was: de wereld zonder Jupie.
Maar dat er een wereld bestaan had zonder vader, ja zelfs zonder oude juffrouw Gartsen, die duizend rimpeltjes in haar vel had en heel doof was en over de duizend millioen jaar oud was, - kijk, dat was toch moeilijk aan te nemen.
En dan, stel je voor, daarvoor nog was er helemaal geen snippertje wereld. Geen bomen, geen tuintjes, hun eigen huis niet eens!
Maar toen had God een wereld gemaakt. Niet ineens, telkens wat. En op ’t laatst een mens. Dat was maar goed ook, dat God een
20