1. De geschiedenis van een schooltasch.
Toen Petertje voor ’t eerst naar school ging, had hij nog geen schooltasch.
Hij had zijn koker stijf onder zijn arm.
Er waren twee potlooden in met heel spitse punten, die moeder geslepen had. En een dik stuk vlak-elastiek, om de foute streepjes weer uit te maken, en een groene penhouder met een blanke, nieuwe pen er in.
Moeder dacht, dat hij die penhouder nog lang niet noodig zou hebben, maar dat viel aardig mee, hoor! De juffrouw op school vond de jongens groot genoeg, om den tweeden dag al met inkt te laten schrijven.
En toen moest er natuurlijk ook een inktlap bij, dat begrijp je.
Toen maakte moeder van een stukje zeem en een klein, leuk lapje een mooie inktlap,
En ze borduurde er nog wel op: Een lo-< comotief met rook, omdat Petertje zoo dol op locomotieven was.
Ja, die moeder verwende Petertje eigenlijk wel zoo’n klein beetje!
Maar nu moet je eens hooren, wat voor een jongetje Petertje eigenlijk was.
Niet dat hij een nare jongen was, hoor! Een beste vent, een beetje gehoorzaam en een beetje ongehoorzaam, door elkaar, maar net gehoorzaam genoeg om een beste vent te zijn. En vroolijk was hij ook, en flink ook wel, — niet kleinzeerig