Hij kan geen n meer zeggen, Daarvoor zegt hij een d,
En voor de m, die stumperd, Zegt hij een dikke b.
En Henk moet ook zoo hoesten, Van uche-uche-uch.
En denkt hij, dat hij klaar is, Dan komt het weer terug.
n.<r
„Och boe, ik boet zoo hoesten. Wat virf ik dat toch daar!
En ’k boet frijn rfeusje sduiten, Wel tierf keer da fcekaar!
Och boe, hebt u geed drarfkje, Dat Mj weer beter fcaakt?
Het &oet een dradkje wezen, Dat heel erg lekker s&aakt