38
„Waar zijn jul-lie naar toe ge-weest?” vroe-gen hun vriend-jes.
„Naar het eind van de we-reld,” zeiden Haas-je Hip en Haas-je Tip. „Och, och!” zei-den de vriend-jes.
„Wat ver!
En zijn jul-lie niet moe ge-wor-den?” „Nee, hoor,” zei-den Haas-je Hip en Haas-je Tip.
En ze ver-tel-den net zoo lang, dat ze naar het eind van de we-reld ge-weest wa-ren, tot ze het zelf ge-loof-den. Die klei-ne jok-kebrok-jes!
io. Een groot feest.
De boo-men in het park wil-den een feest ma-ken.
Want de dik-ste van al-len werd ja-rig. Wel hon-derd jaar!