„Kun je een geheim bewaren? Want de andere kinderen zeg ik het pas als we na Nieuwjaar weer in de school zitten. Ja?”
„Wat voor geheim?”
Tirtsa werd toch wakker uit haar mistroostigheid.
„Over ruim een maand ga ik trouwen met Aliza.”
Aliza was juist het aardigste meisje van de hele kibboets; van de noar-groep die er vroeger was geweest, was zij de enige die niet mee was gegaan, toen de anderen een nieuwe kibboets gingen stichten. Ze had gekozen in deze kibboets te blijven, en men had haar als chawéra aangenomen. En nu ging ze trouwen met R’oevén!
„O, wat geweldig!” riep Tirtsa, ineens weer helemaal de oude. „Wat zegt Aliza er wel van?”
„Dat moet je haar vragen,” lachte R’oevén. „Ik denk, dat ze het ook wel leuk vindt.”
„En mag ik er dan bij zijn?”
„Nou, wat dacht je: dat we gingen trouwen zonder dat de school compleet was? Al komt heel En Zajit op z’n kop te staan, — jou moeten we hier hebben!”
Tirtsa glom over haar hele gezicht.
„En — mag ik meedoen met het toneelstuk?”
„Dit is de enige keer dat ik met het toneelstuk van de school, — als er een toneelstuk door de school wordt opgevoerd, — niets te maken heb. Maar ik ben bang, Tirtsa, dat je daarvoor te lang vrij zou moeten hebben. Hindert niet, — bij het feest ben je in ieder geval.”
„Nog ruim een maand....” peinsde Tirtsa. „Dat breekt de tijd tussen nu en Channoeka in tweeën. Heerlijk! Lief van je, dat je het mij al verteld hebt, vóór de rest van de kinderen.”
„Dat kwam omdat je zo zuur keek de hele tijd,” zei R’oevén. „Daar wist ik maar één middel op, en dat was dit.”
„Mag ik het aan vader en moeder vertellen?”
„Die weten het al. Ik heb alle chawériem, die het weten, gevraagd het nog niet aan de kinderen te vertellen. Ik wil het graag zelt vertellen, — en jou heb ik het nu verteld.”
„Met Aliza,” herhaalde Tirtsa in zichzelf. „Ik vind het zo enig.”
49