1 RECHTSPRAAK IN DE KLAS
„Nee, R’oevén,” zei Tirtsa, „ik geloof niet dat het is, zoals jij het zegt.”
Ze zei het heel rustig en heel beslist.
R’oevén, de jonge onderwijzer, knikte haar toe.
„Zeg jij dan maar, hoe jij erover denkt, Tirtsa."
Ze fronste even haar voorhoofd, ingespannen zoekend naar de manier om het zo duidelijk mogelijk uit te leggen. Van het ogenblik af, waarop ze het geweten hadden, R’oevén en de klas: dat Channa, het nieuwe meisje van buiten Palestina, van elk van de kinderen van haar groep een pruim had weggenomen, toen ze bij ieder bed een portie had moeten neerleggen, — van dat ogenblik af was het niet uit Tirtsa’s gedachten weg geweest. Hoe kwam Channa daar toch toe? Zulke dingen waren nooit eerder gebeurd, zolang Tirtsa
11