_______________
m h
0 Toen ze een beetje van den schrik bekomen was, begreep 0
0 ze wel: Nooit, nooit zou ze dit vergeten! 0
S * * §
0*0
0 Grootmoeder heeft het mij verteld, toen ze al heel oud was. 0
0 Het was op een dag, toen ze uit haar venster keek en voor 0
0 ’t eerst een electrische tram door de straat zag rijden. 0
0 Neen, dat begreep ze niet: er was geen locomotief vóór, en 0
0 toch kwam die wagen vooruit! 0
Ik begreep er ook niets van. Ik zag het ook voor 't eerst. 0
0 En zoo kwam het, dat ze mij vertelde van haar eerste reis 0
0 met den trein, toen ze nog Klaartje heette en een geruit jurkje 0
0 had met wijde rokjes, en een broekje tot op haar voetjes, mooi 0
0 wit, met een kantje, en zoo hard gesteven alsof het papier was, 0
H 0
H 0
§ 0
0 13. D’r was eens. 0
H H
0 D’r was eens een stad, 0
0 Een heel groote stad. 0
0 _ . • j 0
In die stad was een straat, S
g Een heel lange straat.
0 In die straat stond een school, 0
0 Een heel groote school. 0
In die school was een klas,
Een heel mooie klas. w
0 In die klas stond een bank, 0
0 Een heel nieuwe bank. 0
TïT n
Op die bank lag een schrift, g Een heel keurig schrift.
0 In dat schrift stond een som, 0
0 Een heel moeilijke som. 0