Die was den hee-len dag niet ko-men kij-ken*
Weet je hoe dat kwam?
Han-nie was ja-rig*
En nu was er van-daag zóó veel ge-beurd, dat niet aan haar tuin-tje dacht*
Ze had op school lek-kers mo-gen ge-ven* En ze had thuis in va-ders groo-ten stoel mo-gen zit-ten.