41
En het ging o-ver den rand*
Wout sloeg met zijn voet op het wa-ter* „Ploets!” zei het wa-ter*
En het sprong te-gen Jan op*
En toen werd het een ge-ploe-ter met han-den en voe-ten!
Het wa-ter zei maar al-door van plits-plats-ploets!
„Wie gaat er het eer-ste uit?” vroeg moe-der*
„Jan!” riep Wout*
„Wout!” riep Jan*
„Wie wil er het eer-ste lek-ker af-ge-droogd wor-den?”
Wout dacht e-ven na*
Ja, af-dro-gen was ook wel een pret-je* „Ik!” zei Wout*
En hij stap-te uit het bad*
Moe-der deed een groo-ten hand-doek om hem heen*