37
Plits-plats-ploets.
Eén keer in de week moch-ten Jan en Wou-ter al-tijd in het bad.
Dat was de mooi-ste dag van de week.
Moe-der maak-te het bad klaar.
En in dien tijd kleed-den zij zich uit.
Ze kon-den zich al wat best zelf uit-klee-den.
Ze wa-ren ook al vier en vijf jaar.
En dan — hup!
Een — twee — drie, wa-ren ze er in.
Hè, lek-ker, om zoo in het lau-we wa-ter te zit-ten.
Moe-der wasch-te ze flink.
Eerst hun bol-le-tjes.
Daar boen-de moe-der zóó veel zeep op, dat het net wit-te prui-ken wer-den.
Wit-te prui-ken van schuim.