leerbare invloeden niet die erkenning kregen waarop zij aanspraak mochten maken. Sam Goudeket was het daarmee eens. Hij correspondeerde veel met de leden van de jury, en ook met een aantal bekroonde auteurs. Het fonds heeft vijfentwintig jaar bestaan. De juryleden vielen op door een vooruitziende blik. 'De prijs is wel-eens een prijs voor kneusjes genoemd/ zei H.J. Smeding verontwaardigd tegen de NRC. Maar het tegendeel was het geval. 'Wij zijn de eersten en enigen geweest die ooit Nescio hebben bekroond,' meldde hij. 'En voor schrijvers als A. Alberts, Beb Vuyk, Chris van Geel, Maurits Dekker, en Belcampo was de Marianne Philipsprijs de eerste onderscheiding die zij voor hun werk kregen.' De prijs kreeg daardoor een aparte plaats in de Nederlandse literatuur.
De laatste bekroonde was Aya Zikken. Op 18 maart 1975 kreeg zij de prijs voor haar hele oeuvre. Zij nam hem in ontvangst tijdens een feestelijke maaltijd waar de jury de laatste restjes van het fonds potverteerde. H.J. Smeding stelde spijtig vast: 'Ik zou wensen dat er op dezelfde voet werd doorgegaan, maar het geld is op.' Vier jaar later, in 1979, overleed Sam Goudeket, de stichter van het fonds.
Er hebben zich nooit incidenten voorgedaan rond de uitreiking van de Marianne Philipsprijs. Toch heeft zich in de geschiedenis ervan een netelige kwestie voorgedaan, maar die is tot nu toe binnenskamers gebleven. Het ging over de benoeming van een nieuw jurylid na het overlijden van prof. Donkersloot in december 1965. Prof.dr. G. Stuiveling was er altijd van uitgegaan dat hij Donkersloot zou opvolgen. Maar tot zijn verrassing circuleerde de naam van Hella Haasse. Op 25 januari 1966 schreef hij mr. C.E. Massee, de notaris van het fonds, een verontwaardigde brief. 'Het was mij bekend, dat ik als vervanger-opvolger van Donkersloot te boek stond; niet dat hij in november 1965 daarin een wijziging had willen brengen. De reden daarvan is mij onbekend, ik heb er van hem ook geen
98