verkiesbaar, twee jaar later kwam het algemeen kiesrecht voor vrouwen. De sdap haalde drie zetels in de raad, waarvan een voor mevrouw Goudeket, die op dat moment hoogzwanger was van haar derde kind.
Op de eerste openbare vergadering van de nieuwe raad, 2 september 1919, liep het storm. Iedereen wilde dat 'snufje van nieuwheid' zien: vrouwelijke raadsleden -er waren ook twee katholieke vrouwen benoemd. Volgens de verslaggever van de plaatselijke krant werden de drie 'als ware wonderdieren' aangestaard. Marianne in een korte levensbeschrijving: 'In september nam ik zitting en in oktober beviel ik van een welgeschapen zoon,- ik was dus het eerste Nederlandse raadslid dat een kind ter wereld bracht. Toen de burgemeester mij hiermee in de eerstvolgende vergadering geluk wenste, was ik zo "klassebewust" dat ik die vriendelijkheid niet reciproceerde, maar in alle talen zweeg.' De burgemeester was een antirevolutionair. Conservatief en links in de raad deden geen stap in eikaars richting, de andere partij werd beschouwd als het vijandelijke kamp.
Het raadslid Goudeket viel op door haar temperament, 'zij kon fel tekeergaan, van zich afbijten'. Er was veel waardering voor haar competentie en energie. Maatschappelijk werk en onderwijspolitiek waren haar thema's. Ze stelde voor dat de gemeente een noodlijdende particuliere kinderbewaarplaats zou overnemen: helaas 'móéten veel arbeidersvrouwen wel bijverdienen.' Ze vroeg om herziening van de gasprijzen, maakte zich druk om de te hoge prijzen voor brood en andere levensmiddelen, stelde een betere wijkverpleging voor. Ze hield pleidooien voor beter volksonderwijs, en voor beurzen voor arbeiderskinderen om hoger onderwijs te kunnen volgen: 'Nu gaat te veel intellect verloren.' Nadrukkelijk wees ze de term armenzorg af: 'Arbeiders zijn geen paupers.' Bij al haar voorstellen volgde ze de richtlijn van de sdap dat de overheid meer moet ingrijpen. In de pauzes snelde ze naar huis om zoon Frits te voeden.
27