184 NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
qu’il occupe et le parloir sera constamment libre. On tachera de pratiquer a la porte du parloir un abri pour que les valets de pied aient un abri contre le soleil et la pluie.
Le valet de pied de service aura les cartes et tout ce qui est nécessaire, pour les jeux.
On consignera a 1’argentier la partie de 1’argenterie strictement nécessaire, le reste sous-clef et la clef remise au grand maréchal.
Le maitre d’hötel est chargé de toute la comptabilité de la lingerie. Les deux chasseurs de Sa Majesté seront sous les ordres de Marchand, qui se fera aider d’un des deux chasseurs qui ne sera pas de service.
Marchand, le maitre d’hotel et 1’officier mangeront ensemble; tout le reste des domestiques franpais mangeront ensemble.”
Een grooten invloed op de groeiende ontstemming en verdeeldheid van het gevolg had die regeling der hofhouding echter niet, die de Keizer — als woonde hij nog op de Tuileriën — had ingesteld en die hij, zijns inziens, niet wilde of niet mocht verwaarloozen. Door het navolgen der regelen eener hofhouding immers, kwamen — behalve de kwesties over meer of mindere honorarium en over den voorrang — de vroegere gevoelens over de gunst, waarin ieder meende te staan, over de mogelijke vooruitzichten mettertijd enz. enz, meer en wederom naar boven en begonnen zich weer de intrigues, al waren zij van kleiner afmeting dan voorheen, te laten gelden. Want voor het gevolg was en bleef Napoleon de Keizer en was het verkeer op Long-wood — al verschilde het nog zóó hemelsbreed in pracht en praal bij vroeger vergeleken — het verkeer aan het Hof.
Napoleons titel van Keizer was een kwestie van principe geworden! Hoe luider Engeland verkondigde, dat Napoleon tot zijn dood op St. Helena zou gevangen blijven, des te meer was hij gedwongen aan te toonen en vol te houden, dat de gevangenschap, waarin men hem hield, onrechtvaardig was; dat hij alleen door machtsmisbruik werd gevangen gehouden; hij mocht geen gelegenheid laten voorbij gaan en moest zijn stem verheffen om het onbillijke er van te doen inzien. Hetzelfde was het geval met zijn titel! Hoe meer de Engelschen volhardden zijn titel te willen ontkennen, dien hij het recht heeft te voeren, des te meer is hij, van zijn kant, gedwongen dien te verlangen, hem hoog te houden en hem van iedereen, die hem naderde, te eischen. Daartoe wordt hij niet gebracht door ijdelheid, maar door zijn trots, een trots die de kwestie tot een principe-kwestie