136 NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
de Briars voor hem te koopen of hem te veroorloven het zelf te bekostigen? In alle geval, Longwood was wel een der slechtst gekozen woningen.
De muren waren van klei opgetrokken, vol spleten en scheuren en bedekt met plekken uitslag van salpeter; het dak, dat overal de regen doorliet, bestond uit een afwisseling van oude, slechte pannen en asfalt-papier: de vloeren, die zóó maar, dadelijk op den grond rustten, waren en bleven half verrot, terwijl het er onder wemelde van ratten. Ofschoon deze rattenplaag
— waardoor St. Helena berucht was — voor Bathurst een onderwerp opleverde om er hoogst-onkiesche, echt-Engelsche, ongrappige grappen over aan Hudson Lowe te schrijven; ofschoon de „National-stupiditat” (zooals een Duitscher het genoemd heeft) er een onuitputtelijke bron in vond, om er karikaturen van te scheppen en er taaie aardigheden op te maken, was — naast de weegluizen en het ongedierte, waarvan Longwood vol was
— de rattenplaag een der ergste, waaronder Napoleon en zijn gevolg leden. O’ Meara schrijft, dat hij ratten rondom den keu-ken-afval heeft gezien in troepen, alsof het een toom kuikens was en dat de muren en vloeren overal met gaten door ze waren uitgevreten. Het is niet te beschrijven, teekent hij in zijn dagboek aan, het lawaai, dat deze beesten maken, wanneer zij in troepen over de zolders onder de vloeren en tusschen de muren galoppeeren. Terwijl men aan tafel zat, holden zij door de kamers heen en weer en op zijn eigen kamer is hij verplicht zich telkens tegen ze te verdedigen door naar hen te gooien met zijn laarzen of met zijn laarzen-trekker. Op een avond, dat Napoleon zijn hoed nam om zich te verwijderen, sprong er een groote rat uit! Men was verplicht de kinderen, wanneer zij sliepen, tegen hun bijten te beschermen. Bertrand werd in zijn slaap gevaarlijk door een rat aan zijn hand verwond en in de stal werd een der paarden een stuk uit zijn dij gebeten!
Het hoofd-gebouw van Longwood had de vorm van een T, waarin — aan het begin van de lengte-balk — een stoepje van een drietal treden toegang gaf naar de veranda van groen-ge-schilderd traliewerk. Daarachter bevond zich een ruimte, 24 voet lang, 17 voet breed en 11 voet hoog, met ruw-houten wanden, die men licht-groen had geschilderd, met twee vensters naar het Oosten en drie naar het Westen, de „spreekkamer,” die achtereenvolgens — al naar het gebruik, dat men er van