weerleving van tijd, een hooger opbloeien voelend van zijn vroeger-gevreugde liefde, een weer-zijn in zijn jeugd, waarvan de herinnering werkelijk werd, in het heenvergeten zijn van al het leed dat over zijn dagen had geduisterd.
Teer bewegend voor zijn denke-zien, stilden weer de dagen aan hem voorbij, waarin hij met haar was gegaan onder de kleurlooze dekking van mat-loomend licht, dat van den wolk-grijzen hemel stond, moeilijk drijvend in de klam-doffende warmte die over de bosschen moewde. De boomen stonden beweegloos, recht-omhoog stammend onder (je roerlooze takking der kruinen, waarvan de donker-ineentintende bladen dood hingen, moeilijk geurend een benauwend wolken in de luidloos-drijvende warmte-broeiing der lucht. En alles was stil, eene wijde, weenend-teere stilte, waarin even het zachte ritselen van een neer-zwevend blad schoof of het korte breken van een vallend takje kraakte. En hij ging met haar, zacht-sprekend de doffe dekking van hun woorden, angstig een luide klank te breken in de teere zwijging rondom. En ongemerkt spraken zij niet meer, voortpeinsend op de zacht-ruischende gelijkheid van hun stappen, die een week-scheerend schuiven trokken door de bruine necrhooping der dood-geelende blader-dekking van grijs-zandenden grond. Dan ’s middags, plotseling helderend door de wazig-dekkendc kleurloosheid van het licht, begon de zon te zuiveren in de uiteendunnende ijlheid der wolken, gestadig wijder spreidend een heller-tintend licht over het bosch, waarin de grijze matheid heenleefde tot warm-tooverende kleur-