65
der dagen wachtend met vooraf-voelenden angst dat hij zou vragen wat zij niet zou kunnen antwoorden zooals hij wilde, machteloos haar vriendschap-voelen weg te dekken achter een verdrietende onverschilligheid. En zij wreedde haar schuld uit, straffend haar onvoorzichtig toegeven aan wat zij vooraf had geweten dat zou komen en dat zij had kunnen vermijden wanneer zij haar willen gestut had tegen wat zij behoefde in hun omgang. En zij hield op met spreken, luisterend zijn moewe gaan naast haar, onder de loode stilte die neerhing over hun zwijgen.
Maar in hun diep-peinsend stappen was ’t of een medelijdende goedheid opzong door haar voelen, of een zacht-vreugdende dankbaarheid kleurde door haar smart, wêer-denkend de mooie uren die zij geleefd had met zijn mêeleven in de somber drukkende tijden van haar t’huis zijn, meer en meer hem ziende als den steun in den hopeloosen gang door de lange dagen die achter haar waren, herinnerend aan zichzelf het verlangen dat zij altijd gevreugd had naar zijn komst. En voortsoesend wat zij allang had geweten dat eens zou gebeuren zag zij de vroeger gedroomde visioenen van haar verder leven ongemerkt mengen in wat nu was, vérziend langsaam een nieuw bestaan zooals ’t zou kunnen wanneer zij met hem zou getrouwd zijn, geleidelijk kleurend voor haar zien de lange vriendschap die zij hadden geleefd met elkaar tot een
MARTHA.
5