208
der dingen. En zij bleef een langen tijd kijken naar het vroeg-vroolijken van de helder kleurende crocussen die los opvlekten uit de zwarte aarde, alleen wonderend hun schelle geluidjes van kleur tegen de levenlooze grijsheid om hen heen.
En bij haar terugkeeren naar huis zag zij ve^ aan den hemel een breedwijkende scheuring der wolken, waartusschen de onzichtbare zon een geel licht kleurde, roodend naar ’t Westen een donker-bloedende gloed, luidloos scheidend in het zwijgende grijs der wolken, langsaam onduidelijkend naar een roerlooze egaalheid, waarin de breking der helderheid wegzoog lossend tot dun-vloeiende tinten van geel en oranje. En alles was stil, een eindelooze, zware stilte, wijdhangend een zwijgende rust over den heenloomenden dag.
Langsaam groeide de lente op uit de naakte grauwheid der koude maanden, een têer luwen van den ömsuizenden wind, rekkend de dagen tot langere lichtheid.
Er waren dagen van kleurloos licht met een wolklooze lucht têer-blauw in eindelooze strakheid waartegen een schitterend zilveren zon blikkerde, blindend en wijd. Hoog wildde de losse Noordwestewind door het zonnelicht, moê-blazend een bolle rusteloosheid, een • koud zonstoffende wind dagen achtereen, nêermattend tegen den avond onder den vaag-kalmenden