omgeving van den dichter, welke thans volgen, zijn
dus in de eerste plaats niet het resultaat van wetenschap«
pelijk werk mijnerzijds, ten tweede zijn zij zeer beknopt.
Wie meer wil weten zij verwezen naar: Graets, Ge=
schichte der Juden, Deel IV, Hoofdstuk 6 of: Dubnow
(moderner), Die Weltgeschichte des jüdischen Volkes,
Deel IV, Par, 44, 46 en 60.
(Ahoelhassan) Jehoeda Halevi werd geboren ongeveer
in 1085 en bereikte den leeftijd van bijna 60 jaar. Zijn ges
boorteplaats lag in het destijds reeds Christelijke deel van
Spanje, doch op vrij jongen leeftijd verhuisde hij naar Zuid»
Spanje, waar de Mooren hun rijk hadden. Te Lucena bes
zocht hij de beroemde TalmoedsLeerschool van den ges
leerden Alfassi, en te Granada (in zijn gedichten steeds
„Rimon" genoemd, het Hebreeuwsche woord voor gras
naatappel) kwam hij in aanraking met de familie Ibn
Ezra, die men een tijdens eenige geslachten bloeiende
erfelijke dynastie zou kunnen noemen op het gebied van
Joodsche wetenschap en kunst.
Reeds jong dichtte hij, en uit zijn jeugd zijn waarschijn»
lijk de vele liederen die het leven van den bepaald opgec
wekten kant beschouwen. Later, wanneer hij vaak den
grooten ernst van het leven voor oogen heeft, blijkt hij
toch het schoone en het genietelijke van dit leven niet te
verachten.
Uit zijn huwelijk werd een dochter geboren. Zijn naam
is dus niet door zoons verder gedragen, alleen door zijn
werken.
Zooals in dien tijd de ontwikkelingsgang van een hegaafs
den jongen man meebracht, verdiepte hij zich niet alleen
in de studie van het Hebreeuwsch en van de Talmoedis
sche en philosofische wetenschappen, doch legde hij zich