Hij wendde Zijn toorn
Weer weg van Zijn slaaf
En trekt diens ziel
Uit de doodsdiepten op!
Aan snellen de hoogeren
Om vrede te maken
Tusschen de afgronden.
Stil wordt de siddering,
Glad wordt bet water,
De doodsangst gaat wijken,
De schrik raakt ver weg, —
En nu hooren de angstigen
Van den engel „Erbarmen"
Den voetstap.
Zóó worde geboodschapt
Aan 't leed»vermoeid volk
Waarop vijand en nood
Hun vuisten verzwaren!
Het arme, doorstormde,
Het schipagelijke,
Verneme opnieuw
Als een zang van erkenning:
„Ga uit, Mijn getrouwe,
Uit het zwart van Mijn wolken,
Want des Eeuwigen glorie
Ontstraalt over u!"
Tsionsverlangen. No. 17,
4*