Een stem moge schreeuwen ...
Niets is er, dat sust
Die veelheid van woedeI
Zwak zijn de sterken.
De vloed gaat in tweeën:
Zijn helft wordt dalen
En bergen zijn helft!
Het schip, doodziek,
Slingert op, stort neer.
Het oog zoekt, vertrouwend,
De stuurlui.... waar zijn zij?
Mijn hart hoopt op redding
Als Mozes weervoer,
Aron en Mirjam.
God roep ik aan
In angst voor mijn zonden,
Dat zij niet mijn smeeken
Vergeefsch zullen maken!
De zee overhaast zich!
Het Oosten gaat gierend
De masten te lijf,
Smijt woede rondom zich!
De mast buigt al door.
Verbluft ziet de schipper
De stangen 't begeven
Hun zeilen te houden.
Het kookt zonder vuur.
Met wanhoop in 't hart
Merkt ieder, hoe ophoudt
Het slaan van de riemen.
Povere oversten!
Werklooze zwoegers!
Onnoozele stuurlui!
Blinde uitkijk!
Het schip, als dronken,
Huppelt en zwaait,