STORM
ffS*?®!^] IE besluit en volvoert
In den hemel omhoog
M tot de uiterste zee
f^^r/. Zijn recht verbreidt,. ..
Niet den mensch is Zijn weg!
Wie het Niets kroont tot vorst,
Wie er plengt voor den leugen
En voor 't Leege zich inspant....
Als die zich verheft
Om de zee te bevaren,
Verheugd als een held
Op het strijdpad, —
Heeft zijn zonde een valstrik
Gelegd vóór zijn weg
Tot hij 't Oosten zoekt
En het Westen ontmoet!
Tot hij leert, dat niet
Door z ij n kracht en verstand
Hij laat wuiven zijn wimpel
En trekt en reist!
Dan keert hij, erkennend
Met bevende ziel,
En dringende kommer
Schreeuwt wrang in hem op:
W&érheen te gaan voor Uw geest!?
Waar ben 'k van Uw aanschijn geborgen!?
De golven, aan 't razen,
Gaan snel als de sfeeren!
Wolken, dampflarden
Laag over de zee,.
Verdonkren haar hemel.
In opstand is 't water!
Met donder verheft zich
De afgrond!