DE GREEP DER ZEE
WAM er een zondvloed, ging de wereld onder
' Zoodal geen stukje droge grond te zien is,
Geen mensch, geen dier, geen vogel?
s Is alles nu voorbij in 't smartengraf?
Zag ik een dorre berg, het gaf mij rust.
Een steppenland ware enkel lieflijkheid!
Maar ik kijk uit naar allen kant, en niets
Is er dan water, hemel en de arke
En nog de Leviathan, die doorwoelt het diep.
Het lijkt mij of de oersafgrond denkt aan weerkeer,
Of 't hart der zee het kleine schip bedriegt,
Dat in de greep der zee als roof geklemd is.
De zee is woedend, maar mijn ziel is vroolijk:
Zij 'nadert 't Heiligdom van haren God!
Tsionsverlangen. No. 10.
42