Ach, G ij hebt van ü verwijderd het volk dat U na
was — wie troost het?
Wie zal helpen wien Gij verlaat? Als het valt, wie
richt het op?
Tenzij het rondom Uw plaats mag wonen en Gij, U
ontfermend,
Het onder Uw Cherubs wieken een veilige vestiging
gunt, —
Gij het volk, dat maar hoopt op Uw genade, uit de
mest omhoog wilt trekken!
O, ga niet ver van ons weg! Het onheil is zoo nabij!
Heilige Liederen. No. 149.
Bestemd voor den Verzoendag. Israël richt zich tot God
en ontvangt antwoord, doch de tragische, werkelijkheid van het
oogenblik is nog niet tot zwijgen te brengen.
■1
U