Laai hem storten zijn innerlijk hartebloed,
Laat hem zeggen zijn harteleed,
Laat de dienaar tenslotte één mogen zijn
Met den Koning, in Diens raad!
Laat hem zingen, zijn dichtsproke heffen
Tot Hem, die opricht zijn burcht en banier.
Daar staat nu de knecht der knechten
Voor der koningen Koning.
Hij staat, met zware handen
En stil vloeiende tranen.
U is zijn lichaam dienstbaar
Zoolang zijn leven gespaard wordt.
En al zijn leden erkennen
In lovend bekennen:
Vergeef, wat hij slechts heeft gedaan,
Wat zoo zwaar als zand op hem weegt!
Heilige Liederen No. 99.
Bestemd voor den Bekeeringstijd (die aan den
voorafgaat).