DE DAGEN
(Fragment van een brief.)
IET de wolken zijn het, die braken;
Het zijn mijn twee oogen, die druppen.
Zoek mij op, vóór ze in kommervuur zijn ver«
brand,
Troost mij snel, vóór ze zinken in 't diepe geween.
Zouden zij 't zien, die deden verbranden mijn hart,
Zij spraken: Een brandstapel voedt toch geen bronnen?!
Een deel maar van mijn pijn te ervaren — is ontzetting.
God, toets hen daarmee niet, laat hun 't niet kennen!
Een schuld heb 'k aan de dagen, die me ontnamen
Het lijf, maar scholden de ziel nog niet kwijt.
En ik beween mijn leeftijd, of mijn jeugd, of mijn dwalen:
Om deze drie beven de wanden van 't hart.
De dagen, wij denken dat ze eeuwig zijn, maar zij —
Geluidloos trekken zij verder, zonder één stillestand.
Wij zijn 't, die veranderen, maar 't niet begrijpen
Als zeevaarders die dachten stil te liggen
Maar weggetrokken zijn.
W ij trekken door de dagen als een droom. Maar i n die droom
Trekken de dagen en zwerven over de landen.
Wie spraken van scheiden, vinden het pad naar elkander.
Wie spraken van samenkomst, zwaaiden als dronken uit»
1 éénSu
Liederen van Vriendschap en Vereering. No. 78.
Craetz vermeldt dezen brief, die vermoedelijk in Palestina ge»
schreven is, en is vóór alles onder den indruk van het ontmoe-
digende verdriet van zulk een man, als Jehoeda Halevi was. Doch
een dichter, die zijn kommer zulk een uitdrukking weet te geven,
is niet gebroken.
24