Opgepast! Besmettelijk!
Om „deze besmettelijke speelziekte” zoo veel mogelijk te beperken, besloten de Joodsche gemeenten de spelen slechts toe te staan op dagen, dat er geen Tachanoen gezegd werd, zooals op Chanoeka, Poe-riem, etc.
In Bologna besloot men . . . .
In Italië, waar het kaartspel ware orgiën vierde, (velen verloren hun geheele vermogen met spelen), probeerde men met groote energie hiertegen op te treden, daar zelfs rabbijnen het slachtoffer der alge-meene speelzucht werden. In Bologna werd in de jaren 1416—1418 het besluit genomen, „dat de Italiaan-sche Joden, noch een gokspel spelen mochten, noch anderen bij het spel mochten vertegenwoordigen, noch zich zelf laten vertegenwoordigen, noch met Joden, noch met niet-Joden, noch in eigen huis, noch in de huizen van anderen”.
Cherem tegen kaartspel
De Venetiaansche rabbijn Jehuda Arje (Leo) de Modena had in zijn jeugd een pamflet tegen het kaartspel geschreven. Doch later werd hijzelf een slachtoffer van den speelduivel en toen de meest vooraanstaande rabbijnen van Italië het spel in de ban (cherem) gedaan hadden, trachtte hij hen in een polemisch geschrift te bestrijden — natuurlijk te vergeefs.
Nog één nacht
Zooals gezegd, had dit verbod geen betrekking op de Tachanoenvrije dagen en dus waren voor alles vrij Chol-hamoëd, Chanoeka, Poeriem en dagen waarop een berieth miela plaats vond. Later werd dit verlof
62