Zoo verheft zich de beteekenis van het woord נר־
van zijn concreten zin als lamp in het Heiligdom en als profaan licht tot de abstractie van licht Gods. dat boven de gelukkigen straalt, den booswicht echter uitdooft.
Maar van alle materie bevrijd en daardoor tot het mooiste en hoogste, als Gods woord zelf, vinden wij het in de v/oorden:
,,Want het gebod is een lamp, de Thora een licht”. (Spreuken 6, v. 23) en:
״Uw woord is een lamp voor mijn voeten
En licht voor mijn weg.
Ik zweer het en houd in stand
Uw rechtvaardig gebod te volgen”. (Psalm 119, v. 105).
De antieke MenoraJente Simchowitz heeft het moeilijk. Ze heeft negen kinderen, de oudste Gittele is zeventien jaar en de jongste Mendele drie. Behalve de huishouding, moet zij ook nog de zaken drijven en wat voor hulp heeft ze? Bij anderen zou een meisje van zeventien al het geheele huishouden doen, maar Gittele is ’n nietsnut, altijd eruit loopen en voor geen rede vatbaar. En haar man Jankele dan? Die zit wel altijd met de gemore voor zich, maar lernen doet-ie niet eens! Die sjmoest met vrienden, hoort uit, roddelt en als hij een paar centen heeft, drinkt-ie. Gelukkig, dat hij nooit precies op de hoogte van de zaken is, zoodoende kan ze achter zijn rug nog wel eens een paar gulden weg-moffelen in een ouwe kous.
De eenige afleiding, die Jente heeft, is zichzelf