Verklarende woordenlijst
Overgenomen uit: Woordenlijst van het Jodendom, Nijkerk, 1988.
Besnijdenis het ritueel waarbij de voorhuid van de penis wordt verwijderd, het geen moet plaatsvinden op de achtste dag. Het gebod daartoe staat in Gen. 17:10-14. Veelal krijgt het kind dan ook zijn naam. Vroeger verrichtte de vader zelf deze handeling, later een gekwalificeerd besnijder {de moheel), thans meestal een chirurg. In sommige gebeden dankt de joodervoor dat G'd 'het teken van het Verbond dat Hij eens met Abraham heeft gesloten, aan zijn lichaam heeft willen bevestigen'.
De verklaring van dit ritueel luidt als volgt: de besnijdenis bewerkstelligt de opname in het Verbond met Abraham. De jood-geborene, een zoon van het Volk des Verbonds, wordt geheiligd door het verbondsteken en wordt daarmee een lid van het Bondsvolk.
De besnijdenis kan zowel in de synagoge als thuis plaatsvinden. Er staat een stoel gereed, waarop een ogenblik het kind wordt neergelegd. Deze stoel is symbolisch bestemd voor de profeet Elia, die streng optrad tegen pogingen de besnijdenis te laten verdwijnen en van wie ook is geschreven dat hij terugkomt voordat het Messiaanse tijdperk aanbreekt, dat wil zeggen voor de Messias komt. Nu wordt het kind aan de sandék gegeven, dat is de man wiens knieën 'als altaar zullen dienen waarop de besnijdenis plaatsvindt', welke daartoe op de stoel plaats-neemt.
In de tijd van de Tenach (hebreeuwse bijbel, het Oude Testament) was dit gebruik bij andere volkeren bekend, maar op andere, hygiënische gronden.
Chanoekafeest 'Inwijdingsfeest'. Chanoeka wordt gevierd ter herdenking van het feit, dat in 167 vóór de christelijke jaartelling de priester Mattathias of Mattitjahoe met zijn zonen en volgelingen de strijd aanbond tegen de Syriërs met hun griekse cultuur.
De eigenlijke reden was de onderdrukking van de joodse godsdienst en de hellenistische invloeden binnen de joodse gemeenschap, die de joodse traditie en de joodse cultuur dreigden te verdringen. 'Na een lange strijd onder aanvoering van de zoon van Mattathias, Juda de Makkabeeër, werd de overwinning bevochten, de tempel weer gereinigd en de dagelijkse dienst hervat. Voor het aansteken van de Menora, de gouden kandelaar, was nog slechts één kruikje olie aanwezig, waarop het zegel van de hogepriester stond. De traditie verhaalt, dat dit ene kruikje toereikend was voor acht dagen. De overwinning in de strijd voor de joodse zelfstandigheid als geloofsgemeenschap is de oorsprong van dit feest. Het verhaal kan men vinden in de Boeken der Makkabeeën, nog altijd een belangrijke bron voor de joodse geschiedenis tussen 175 en 135 vóór de christelijke jaartelling.
Gedurende acht dagen steekt men lichtjes aan. De 1ste dag één aan de rech-
11