82
bij als nieuw project het kamp Vught — bedoeld wordt hier de speciale afdeeling voor Joden — in gebruik werd genomen. Het doel van de Duitschers was in het begin, in dit kamp door de Joden industrieele producten te laten vervaardigen. Te dien einde verzochten zij een joodsch consortium, dat buiten den Joodsche Raad voor Amsterdam stond, voor de noodige machines en inrichtingen te zorgen; de Duitschers trachtten dit aantrekkelijk te maken door te laten uitkomen, dat de in Vught vertoevenden aldaar mochten blijven en niet verder zouden worden gedeporteerd. Aldus ontstond een diamant- en confectie-industrie, terwijl ook de N.V. Philips-fabrieken een speciale afdeeling naar het kamp Vught verplaatste. In begin 1943 ging het eerste transport uit Amsterdam naar Vught; het betrof toen voornamelijk personen, in het bezit van „Wehrmacht"-stempels, die door de Duitschers vervallen werden verklaard. Spoedig volgden anderen, die uit alle groepen bestonden, b.v. personen zonder vrijstellingen, diamant-stempel etc. Hoofdzakelijk jongere en vakkundige personen werden naar Vught overgebracht, terwijl de anderen steeds via Westerbork naar Polen werden gedeporteerd.
De samenstelling van de transporten geschiedde door de Duitschers; zij bepaalden in den „Joodsche Schouwburg'', wie naar Vught en wie naar Westerbork moest vertrekken. Over het algemeen gaven de Joden toen aan het kamp Vught de voorkeur, omdat zij hoopten, op deze wijze in een kamp in Nederland te mogen blijven. Ook deze verwachting bleek ijdel te zijn, de Duitschers schonden weer eens hun belofte: allen werden naar Polen gedeporteerd. Vermoedelijk diende het geheele industrie-project voor de Duitschers alleen maar om in het bezit van machines en inrichtingen te komen; zij wisten, dat de Nederlanders wel machines en inrichtingen zouden afstaan om hun joodsche landgenooten te helpen, terwijl zij dit aan de Duitschers zouden weigeren. Zoodoende kwamen ook inderdaad de industrieele inrichtingen in Vught aan, van wie de Duitschers zich later meester maakten, met uitzondering van de Philips-afdeeling.
Het tempo van de deportatie werd steeds hooger opgevoerd; uit redevoeringen van Duitsche autoriteiten, b.v. den Rijkscommissaris, Himmler, Schmidt bleek, dat het volledige wegvoeren van de Joden uit WeSt-Europa nog in den loop van het jaar 1943 werd beoogd. In dit kader werden resp. op 29 Maart en 13 April 1943 twee beschikkingen van den Commissaris-Generaal voor de openbare veiligheid „betreffende het verblijf van Joden in de provincies" gepubliceerd. Thans werd aan Joden het verblijf in het geheele land, behalve in Amsterdam, verboden;